Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij voerde [29]gans Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle [30]strijdbare helden, [31]tien duizend gevangenen, en alle timmerlieden en [32]smeden; niemand werd overgelaten, dan het [33]arme volk des lands. 29. Dat is, het merendeel der inwoners en der voornaamsten. Vergelijk Matth.3:5. 30. Alzo Richt.6:12, en boven, hfdst.5 vs.1. De Hebreeuwse woorden kan men ook verstaan van degenen, die machtig zijn van middelen, gelijk Ruth 2:1. 31. Dat is, de gehele som der gevangenen, die hierna, vs.16, onderscheidenlijk wordt aangetekend. 32. Of, slotenmakers. Zie verder Jer.24:1. 33. Hebreeuws, de dunheid van het volk des lands. Alzo onder, hfdst.25 vs.12; Jer.40:7, en Jer.52:16. Dat is, van het schamele, geringe, slechte en uitgeteerde volkje des lands.